Skip to main content

Erasmus+ Programme Guide

The essential guide to understanding Erasmus+

Kenniscentra voor beroepsopleiding

Topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding neemt in de algemene EU-beleidsagenda voor vaardigheden en voor beroepsonderwijs en -opleiding een prominente plaats in. De Europese vaardighedenagenda, de Europese onderwijsruimte, de aanbeveling van de Raad van 2020inzake beroepsonderwijs en -opleiding1 , en de verklaring van Osnabrück2 , bevatten allemaal zeer duidelijke verwijzingen naar topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding als drijvende kracht achter hervormingen in de sector beroepsonderwijs en -opleiding.

Het initiatief inzake kenniscentra voor beroepsopleiding is bedoeld om in te spelen op deze beleidsprioriteit ter ondersteuning van hervormingen in de sector beroepsonderwijs en -opleiding, door te zorgen voor hoogwaardige vaardigheden en competenties die leiden tot kwaliteitsvolle banen en kansen gedurende de hele loopbaan, die inspelen op de behoeften van een innovatieve, inclusieve en duurzame economie3 . Het initiatief inzake kenniscentra voor beroepsopleiding ondersteunt ook de uitvoering van de Europese Green Deal, de mededeling over het aantrekken van vaardigheden en talent en de nieuwe industriële en kmo-strategie, aangezien vaardigheden van cruciaal belang zijn voor het welslagen ervan, alsook de in 2023aangenomen mededeling over vaardigheden en talentmobiliteit4 , het actieplan inzake tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden en de aanbeveling van de Raad “Europa in beweging”5 .

Kenniscentra voor beroepsopleiding zijn in een specifieke plaatselijke context actief, ontwikkelen ecosystemen voor vaardigheden gericht op innovatie, regionale ontwikkeling en sociale inclusie en werken tegelijkertijd door middel van internationale samenwerkingsnetwerken samen met kenniscentra voor beroepsopleiding in andere landen. Zij voorzien in een bottom-upbenadering voor topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding waarbij een breed scala aan lokale belanghebbenden wordt betrokken, hetgeen instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding in staat stelt het vaardighedenaanbod snel aan te passen aan evoluerende economische en maatschappelijke behoeften.

Zij bieden jongeren de kans om een initiële opleiding te volgen en volwassenen de gelegenheid om bij te scholen en om te scholen, aan de hand van een flexibel en tijdig opleidingsaanbod dat inspeelt op de behoeften van een dynamische arbeidsmarkt, onder meer in het kader van de groene en de digitale transitie. Zij fungeren als katalysatoren voor lokale bedrijfsontwikkeling en -innovatie, door nauw samen te werken met bedrijven (met name kmo’s) aan toegepaste onderzoeksprojecten, kennis- en innovatiehubs te creëren en de ondernemersinitiatieven van hun lerenden te ondersteunen.

De netwerken streven naar “opwaartse convergentie” van topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. Zij staan open voor landen met goed ontwikkelde stelsels voor excellente vakbekwaamheid en voor landen die werken aan de ontwikkeling van een soortgelijke aanpak die gericht is op het benutten van het volledige potentieel van instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding om een proactieve rol te spelen bij de ondersteuning van groei en innovatie.

Dit initiatief introduceert een Europese dimensie in topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding door steun te verlenen aan de uitvoering van EU-beleid en acties op dat gebied die zijn overeengekomen met de lidstaten, de sociale partners en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding.

Het hier voorgestelde begrip “topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding” wordt gekenmerkt door een holistische, op de lerende gerichte aanpak waarbij beroepsonderwijs en -opleiding:

Doelstellingen van de actie

Deze actie ondersteunt de geleidelijke opzet en ontwikkeling van internationale samenwerkingsnetwerken van kenniscentra voor beroepsopleiding. De kenniscentra voor beroepsopleiding zijn gericht op de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

  • zorgen voor hoogwaardige vaardigheden door middel van flexibele en op de lerende gerichte voorzieningen voor beroepsonderwijs en -opleiding die leiden tot kwaliteitsvolle banen en kansen gedurende de hele loopbaan, die vlot inspelen op de behoeften van een innovatieve, inclusieve en duurzame economie, en op maatschappelijke behoeften;
  • lokale en regionale ontwikkeling, innovatie en sociale inclusie in de context van de groene en digitale transitie ondersteunen en stimuleren;
  • bijdragen tot opwaartse convergentie van topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding op systeemniveau in steeds meer landen verbeteren;
  • ervoor zorgen dat outputs en resultaten worden benut en effect hebben buiten de projectpartnerorganisaties en na de projectperiode.

Kenniscentra voor beroepsopleiding zijn op twee niveaus actief:

  1. Op nationaal niveau betrekken zij een breed scala van lokale belanghebbenden bij de totstandbrenging van vaardigheidsecosystemen voor lokale innovatie, regionale ontwikkeling en sociale integratie, terwijl zij via internationale samenwerkingsnetwerken samenwerken met kenniscentra voor beroepsopleiding in andere landen.
  2. Op internationaal niveau brengen zij kenniscentra voor beroepsopleiding bij elkaar die een gezamenlijke interesse delen in:
  • specifieke sectoren14 of industriële ecosystemen15 ;
  • innoverende benaderingen om economische en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken (bv. klimaatverandering, digitalisering, artificiële intelligentie, doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s)16 , integratie van migranten en kansarme groepen, het bijscholen van lageropgeleiden enz.); of
  • innoverende benaderingen om het bereik, de kwaliteit en doeltreffendheid van bestaande kenniscentra voor beroepsopleiding te vergroten.

De netwerken zullen bestaande kenniscentra voor beroepsopleiding samenbrengen, of het model voor topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ontwikkelen door partners uit verschillende landen, die voornemens zijn deze topkwaliteit in hun lokale context te ontwikkelen, via internationale samenwerking met elkaar in contact te brengen. Zij zouden bijvoorbeeld kunnen bijdragen tot de uitvoeringsfase van het initiatief Nieuw Europees Bauhaus17 door samen te werken met de gemeenschappen die betrokken zijn bij de lokale transformaties die door het initiatief worden bevorderd.

Kenniscentra voor beroepsopleiding bereiken hun doelstellingen door nauw samen te werken met een reeks lokale/regionale partners die zij samenbrengen, zoals aanbieders van initieel en voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding, instellingen voor hoger onderwijs, waaronder universiteiten voor toegepaste wetenschappen en polytechnische instituten, onderzoeksinstellingen, wetenschapsparken, innovatie-agentschappen, bedrijven, andere werkgevers, kamers en hun verenigingen, sociale partners, sociale ondernemingen, raden voor sectorale vaardigheden, beroeps-/sectorverenigingen, nationale en regionale overheden en ontwikkelingsagentschappen, diensten voor arbeidsvoorziening, bevoegde autoriteiten voor kwalificaties, organisaties voor sociale integratie en re-integratie enz.

Deze oproep zal dus steun verlenen aan projecten waarbij lokale of regionale partners uit verschillende landen een reeks activiteiten in het kader van drie clusters ontwikkelen; 1) onderwijzen en leren, 2) samenwerking en partnerschappen, en 3) governance en financiering.

Waar relevant, moeten kenniscentra voor beroepsopleiding EU-brede instrumenten en hulpmiddelen18 toepassen.

Zij moeten het ontwerp van een langetermijnactieplan opnemen voor de geleidelijke uitrol van de beoogde projectresultaten na afloop van het project. Dit plan moet gebaseerd zijn op langdurige partnerschappen op het geëigende niveau tussen aanbieders van onderwijs en opleiding en belangrijke actoren op de arbeidsmarkt. Het moet de vaststelling van passende governancestructuren omvatten, alsook plannen met het oog op schaalbaarheid en financiële duurzaamheid.

Hoewel het initiatief voor kenniscentra voor beroepsopleiding in Erasmus+ een Europese dimensie van topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding bevordert, heeft het EU-beleid inzake topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ook een internationale dimensie, ondersteund door de Europese Stichting voor opleiding (ETF). De ETF heeft een zelfbeoordelingsinstrument (Isatcove) ontwikkeld, een concept voor een keurmerk voor topkwaliteit, en verleent ondersteunende diensten aan organisaties die geïnteresseerd zijn in topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding.

Zie voor de lijst van reeds gefinancierde kenniscentra voor beroepsopleiding het financierings- en aanbestedingsportaal van de EU. Factsheets over de gefinancierde projecten zijn ook beschikbaar op de website van DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie19 .

Subsidiabiliteitscriteria

Om in aanmerking te komen voor een Erasmus+-subsidie, moeten projectvoorstellen voor kenniscentra voor beroepsopleiding aan de volgende criteria voldoen:

In aanmerking komende deelnemende organisaties (wie kan een aanvraag indienen?)

Om in aanmerking te komen moeten de aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten):

  • juridische entiteiten (publieke of particuliere organisaties) zijn;
  • gevestigd zijn in een van de begunstigde landen, d.w.z. een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land;
  • actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding of in het beroepsleven.

Organisaties die actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding of in het beroepsleven uit niet met het programma geassocieerde derde landen in de regio’s 1 tot en met 3 kunnen ook deelnemen — als begunstigde of gelieerde entiteit — maar niet als coördinator. Organisaties uit andere niet met het programma geassocieerde derde landen kunnen deelnemen als geassocieerde partners.

Uitzondering: organisaties uit Belarus (regio 2) komen niet in aanmerking voor deelname aan deze actie.

Deelnemende organisaties kunnen bijvoorbeeld (niet-limitatieve lijst) zijn:

  • aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding;
  • organisaties die aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding vertegenwoordigen;
  • bedrijven of organisaties die het bedrijfsleven, andere werknemers of de sector vertegenwoordigen;
  • nationale/regionale kwalificatie-autoriteiten;
  • onderzoeksinstellingen;
  • innovatie-agentschappen;
  • regionale ontwikkelingsautoriteiten.
  • internationale organisaties die actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding.

Samenstelling van het consortium (aantal deelnemende organisaties en profiel daarvan)

Het partnerschap moet bestaan uit minimaal acht aanvragers (begunstigden), uit minstens vier EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen.

Elke EU-lidstaat of elk met het programma geassocieerde derde land moet het volgende omvatten:

  1. ten minste één onderneming of organisatie die het bedrijfsleven, andere werkgevers of de sector vertegenwoordigt, en
  2. ten minste 1 aanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding (op secundair en/of tertiair niveau).

Gelieerde entiteiten en geassocieerde partners tellen niet mee in deze minimale samenstelling van het consortium. Zij kunnen niet de coördinerende organisatie zijn.

De coördinerende organisatie moet uit een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land afkomstig zijn.

Organisaties uit in aanmerking komende niet met het programma geassocieerde derde landen in de regio’s 1 tot en met 3 kunnen ook deelnemen als begunstigden of gelieerde entiteiten, voor zover wordt aangetoond dat hun deelname essentiële meerwaarde oplevert voor het project.

Uitzondering: organisaties uit Belarus (regio 2) komen niet in aanmerking voor deelname aan deze actie.

Subsidiabele activiteiten

De aanvrager moet zich richten op drie clusters van activiteiten (en nadere gegevens verstrekken over de concrete acties en resultaten). Voor elk cluster moet een minimumaantal activiteiten worden geselecteerd uit onderstaande lijst:

  • ten minste vier activiteiten die zijn opgesomd in cluster 1 — onderwijs en leren,
  • ten minste drie activiteiten die zijn opgesomd in cluster 2 — samenwerking en partnerschappen, en
  • ten minste twee activiteiten die zijn opgesomd in cluster 3 — governance en financiering.

De clusters zijn hieronder beschreven in het deel “Een project opzetten”.

Activiteiten op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding op EQF-niveaus 3 tot en met 8, met inbegrip van het hoger secundair niveau, het postsecundair niet-tertiair niveau en het tertiair niveau (bv. hogescholen, polytechnische instituten enz.) zijn subsidiabel. Aanvragen mogen echter niet uitsluitend activiteiten omvatten die zijn gericht op lerenden op het tertiaire niveau; indien zij gericht zijn op beroepsonderwijs en -opleiding op postsecundair niveau (EQF-niveaus 6 tot en met 8) moeten zij ten minste één ander kwalificatieniveau tussen EQF-niveaus 3 tot en met 5 omvatten, alsook een sterke component werkplekleren.

Geografische locatie (locatie van de activiteiten)

De activiteiten moeten plaatsvinden in een begunstigd land (zie deel A van deze gids)

Duur van het project

Projecten moeten normaal gesproken 48 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging van de subsidieovereenkomst worden gemotiveerd).

Waar aanvragen?

Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA) via het financierings- en aanbestedingsportaal van de EU.

Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2025-PEX-COVE.

Alvorens een aanvraag in te dienen, zie de FAQ’s op FTOP.

Wanneer aanvragen?

Aanvragers moeten hun subsidieaanvragen uiterlijk op 11 juni om 17:00:00 uur (Belgische tijd) indienen.

Aanvragende organisaties worden getoetst aan de relevante uitsluitings- en selectiecriteria. Zie deel C van deze gids voor meer informatie.

Een project opzetten

Typerend voor kenniscentra voor beroepsopleiding is dat zij een systemische benadering hanteren aan de hand waarvan instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding actief bijdragen aan de cocreatie van “vaardigheidsecosystemen”, samen met een breed scala aan andere lokale/regionale partners. Kenniscentra voor beroepsopleiding moeten veel meer doen dan alleen kwaliteitsvolle beroepskwalificaties aanbieden.

Hieronder wordt een opsomming gegeven van typische activiteiten die door kenniscentra voor beroepsopleiding worden aangeboden. De doelstellingen van projecten zullen worden behaald door voort te bouwen op een combinatie van deze activiteiten (opsommingstekens zijn indicatieve voorbeelden van mogelijke acties in het kader van elke activiteit)20 .

Omschrijving van de clusters:

Cluster 1 — Onderwijzen en leren

Activiteit 1. Mensen vaardigheden aanleren die relevant zijn voor de arbeidsmarkt
  • door te anticiperen op toekomstige vaardigheidsbehoeften met behulp van doeltreffende middelen om snel veranderende behoeften op de arbeidsmarkt in kaart te brengen21 , en door het aanbod van vaardigheden af te stemmen op kansen op werk, waarbij ook rekening wordt gehouden met het werk dat in het kader van de sectorale blauwdruk wordt verricht22 , indien relevant en beschikbaar;
  • door zowel op technische vaardigheden als op <strong>sleutelcompetenties</strong>23 te focussen;
  • door de vaardigheden die nodig zijn voor de groene  en de digitale transitie op te nemen24 .
Activiteit 2. Streven naar een leven lang leren en een inclusieve benadering in beroepsonderwijs en -opleiding
  • door te zorgen voor leermogelijkheden voor mensen van alle leeftijden en met eender welke sociaaleconomische achtergrond25 ;
  • door het aanbod aan kwalificaties voor initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding te combineren met het aanbod aan voortgezette opleidingvoor bij- en omscholing dat mede steunt op inzicht in vaardigheden26 ;
  • door te voorzien in beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma’s van een hoger niveau, door flexibele trajecten te ontwikkelen, evenals samenwerkingsmechanismen tussen instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding en instellingen voor hoger onderwijs27 .
Activiteit 3. Het ontwikkelen van curricula en kwalificaties voor beroepsonderwijs en -opleiding, waardoor flexibiliteit en individualisering van het aanbod mogelijk is
  • door individuele leerplannen28 of trajecten voor elke lerende29 , ook voor volwassenen, te ontwikkelen;
  • door de internationale mobiliteit van lerenden30 in de curricula te integreren, de validatie en de erkenning van de in het buitenland verworven leerresultaten te waarborgen;
  • door kwalificaties te ontwerpen die zowel de component leren op school als de component leren op de werkplek omvatten31 ;
  • door Europese professionele kernprofielen32 te ontwikkelen, hetgeen bijdraagt tot de mobiliteit van lerenden en werkenden, waarbij de erkenning ervan wordt gewaarborgd, evenals de transparantie, het begrip en de overdraagbaarheid van de leerresultaten33 ;
  • door microcredentials arbeidsmarkt;34 te ontwikkelen en/of te gebruiken om de resultaten te erkennen van korte leertrajecten die zijn aangepast aan een snel veranderende samenleving en
  • door gebruik te maken van de Europese digitale leercredentials, waardoor credentials van elke grootte, omvang of vorm kunnen worden geverifieerd, gevalideerd en erkend;
  • door voort te bouwen op de sectorale blauwdrukken, voor zover relevant en beschikbaar.
Activiteit 4. Het ontwikkelen van innovatieve onderwijs- en leermiddelen en -methodologieën waarbij de lerende centraal staat
Activiteit 5. Investeren in de initiële en postinitiële professionele ontwikkeling van leerkrachten en opleiders48
  • op het gebied van pedagogische, technische, groene en digitale vaardigheden, waaronder de vaardigheden die nodig zijn voor online- en afstandsleren;
  • waarbij de mobiliteit van leerkrachten en opleiders wordt geïntegreerd in leer-, ontwikkelings- en internationaliseringsstrategieën49 ;
  • en steun wordt geboden voor de toepassing van een kwaliteitscultuur op basis van welomschreven managementsystemen50 .
Activiteit 6. Sterke kwaliteitsborgingsmechanismen vaststellen
  • gebaseerd op Europese tools en instrumenten zoals Eqavet;
  • werken aan de certificering van aanbieders van onderwijs en opleiding op basis van normen die zijn ontwikkeld door relevante nationale en/of internationale organisaties voor normalisatie — bv. ISO 21001 of EFQM (zie ook EVTA label for VET Excellence).
Activiteit 7. Doeltreffende systemen voor terugkoppeling en voor het volgen van afgestudeerden vaststellen
  • procedures, mechanismen en instrumenten opzetten voor doeltreffende feedback en evaluatie in het kader van een strategisch leerproces in de organisatie van beroepsonderwijs en -opleiding, om de ontwikkeling van een hoogwaardig aanbod en betere kansen voor lerenden te ondersteunen;
  • de tijdige aanpassing van het onderwijsaanbod mogelijk maken op basis van doeltreffende systemen voor het volgen van afgestudeerden51 .
Activiteit 8. Voorzien in begeleiding
  • zorgen voor kwaliteitsbegeleiding52 voor zowel jongeren als volwassenen ter ondersteuning van hun loopbaan-, onderwijs- en opleidingskeuzes, en hun deelname aan een leven lang leren;
  • toegesneden ondersteuning bieden aan mensen met kwetsbaarheden;
  • volwassenen in staat stellen gebruik te maken van hun recht op opleiding.
Activiteit 9. Eerdere leerervaring valideren
  • validatie van vaardigheden, ongeacht hoe ze zijn verworven, ook buiten formeel onderwijs en opleiding: op het werk, thuis of bij vrijwilligerswerk53 , als basis voor gepersonaliseerde opleiding.

Cluster 2 — Samenwerking en partnerschappen

Activiteit 10. Partnerschappen tussen het bedrijfsleven en het onderwijs opzetten
  • wederzijds voordelige relaties onderhouden met het bedrijfsleven door langdurige partnerschappen tussen ondernemingen en onderwijs aan te gaan, onder meer voor innovatie en het anticiperen op vaardigheden;
  • samenwerken om de curricula voortdurend te evalueren en te actualiseren en ervoor te zorgen dat deze relevant zijn voor de lerende en de arbeidsmarktbehoeften, met name voor werkplekleren en leerlingen, in overeenstemming met het Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, en om synergieën tot stand te brengen met de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen54 ;
  • bedrijven, andere werkgevers en met name kmo’s ondersteunen met opleidingen op maat voor bij- en omscholing;
  • samenwerken met openbare diensten voor arbeidsvoorziening en het maatschappelijk middenveld om werklozen en inactieven bij en om te scholen;
  • sectorale en regionale samenwerking ondersteunen, met inbegrip van de toetreding tot het pact voor <strong>vaardigheden</strong>55 , en synergieën creëren met sectorale blauwdrukken, voor zover relevant en beschikbaar;
  • kmo’s voorzien van technische ondersteuning, analyse van de behoeften aan vaardigheden, instrumenten en methodologieën;
  • werkplekleren, leerlingplaatsen, stagemogelijkheden voor lerenden en het delen van apparatuur organiseren, evenals uitwisselingen van leerkrachten en opleiders tussen bedrijven en centra voor beroepsonderwijs en -opleiding56 .
Activiteit 11. Toegepast onderzoek en innovatie
  • samenwerken met bedrijven, met name kmo’s, aan projecten voor toegepast <strong>onderzoek</strong>57  waarbij lerenden en personeel van beroepsonderwijs en -opleiding betrokken zijn;
  • innovatiehubs  encentra voor de verspreiding van <strong>technologie</strong>58  gebruiken of cocreëren ter ondersteuning van het innovatieproces van kmo’s met de betrokkenheid van lerenden en personeel van beroepsonderwijs en -opleiding;
  • bijdragen aan de creatie en verspreiding van nieuwe kennis59 .
Activiteit 12. Internationalisering van beroepsonderwijs en -opleiding en internationale mobiliteit
  • strategische planning voor internationale activiteiten ontwikkelen, nauw verbonden met de ontwikkeling van de instelling voor beroepsonderwijs en -opleiding, en de kwaliteit van de onderwijs- en leerpraktijken60 ;
  • ondersteunende structuren en maatregelen tot stand brengen om de kwaliteit van de mobiliteitservaringen in beroepsonderwijs en -opleiding (met inbegrip van virtuele mobiliteit) tussen de partners in het netwerk van de kenniscentra voor beroepsopleiding te bevorderen en te waarborgen, in overeenstemming met de Erasmus-kwaliteitsnormen61 ;
  • initiatieven lanceren om lerenden, leerkrachten en opleiders (met inbegrip van opleiders in het bedrijf) en deskundigen te mobiliseren om de mogelijkheden van het Erasmus+-programma (Ka1) te benutten en deel te nemen aan internationale mobiliteit.
Activiteit 13. Ondernemersvaardigheden en -initiatieven bevorderen
  • een ondernemerscultuur ontwikkelen binnen organisaties voor beroepsonderwijs en -opleiding62 , met inbegrip van leidinggevenden, personeel, leerkrachten en opleiders, alsmede lerenden63 ;
  • samenwerken met lokale partners om bij lerenden ondernemersvaardigheden en -houdingen te ontwikkelen die inspelen op uitdagingen in de echte wereld;
  • samenwerken met lokale starterscentra zodat lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding hun initiatieven op het gebied van ondernemerschap64 kunnen ontwikkelen.
Activiteit 14. Beroepsonderwijs en -opleiding aantrekkelijker maken
  • communicatiecampagnes en -activiteiten65 , gericht op het vergroten van de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding, lanceren en er actief aan deelnemen;
  • voorlichting geven over de jobmogelijkheden die beroepsonderwijs en -opleiding te bieden hebben en jongeren en volwassenen (met inbegrip van lerenden op basis- en middelbare scholen) warm maken voor leertrajecten in beroepsonderwijs en -opleiding;
  • internationale campussen of zomerkampen voor beroepsonderwijs <strong>en-opleiding</strong>66 opzetten, bedoeld voor lerenden, leerkrachten en opleiders, leidinggevenden in instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding, vakbonden, en voor mensen die overwegen om in de toekomst beroepsonderwijs of -opleiding te gaan volgen. Zij zouden zich kunnen richten op specifieke beroepsvelden, producten of diensten, en op complexe uitdagingen van maatschappelijk en economisch belang.
Activiteit 15. Vaardigheidswedstrijden
  • de deelname stimuleren van lerenden aan sectorale, nationale en internationale vaardigheidswedstrijden die erop gericht zijn de aantrekkelijkheid en excellentie in beroepsonderwijs en -opleiding te verbeteren (bv. WorldSkills en/of EuroSkills-wedstrijden). Er zij op gewezen dat prijzen geen subsidiabele kosten in de begroting zijn.

Cluster 3 — Governance en financiering

Activiteit 16. Autonomie en doeltreffende governance van beroepsonderwijs en -opleiding
  • de capaciteit van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding ontwikkelen om onafhankelijk en met verantwoordingsplicht beslissingen te nemen over educatieve, organisatorische, financiële, personeelsgerelateerde en andere aangelegenheden, met het oog op de uitoefening van activiteiten die worden verricht binnen het toepassingsgebied dat is vastgesteld in nationale regels en voorschriften67 ;
  • relevante belanghebbenden, met name bedrijven, kamers, beroeps- en sectorverenigingen, vakbonden, nationale en regionale overheden en sociale partners, met inbegrip van vertegenwoordigers van lerenden, betrekken bij de governancesystemen voor beroepsonderwijs en -opleiding.
Activiteit 17. Strategische aanpak van de ontwikkeling en governance van vaardigheden
  • actief betrokken zijn bij de nationale en regionale governancesystemen voor vaardigheden;
  • vanuit een vaardighedenperspectief bijdragen aan het werkgelegenheidsbeleid en het sociaal beleid op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau.
Activiteit 18. Cocreatie van vaardigheidsecosystemen
  • relevante economische en sociale partners en andere instellingen voor onderwijs en opleiding mobiliseren om deel te nemen aan lokale ecosystemen voor vaardigheden, of deze op te zetten, ter ondersteuning van innovatie, slimme-specialisatiestrategieën, clusters, en sectoren en waardeketens (industriële ecosystemen).
  • lokale vaardigheidsecosystemen in staat stellen om bij te dragen tot het aantrekken van buitenlandse investeringen68 , door tijdig te voorzien in vaardigheden voor bedrijven die investeren in de lokale omgeving;
  • samenwerken met andere Erasmus+-projecten inzake kenniscentra voor beroepsopleiding, met name via de praktijkgemeenschap69 van de kenniscentra voor beroepsopleiding, door ervaringen en resultaten te delen en zo bij te dragen tot de bredere impact van het initiatief inzake kenniscentra voor beroepsopleiding.
Activiteit 19. Duurzame financiële modellen ontwikkelen
  • publieke en private financiering combineren70 , evenals activiteiten die inkomsten genereren, en ten volle profiteren van op prestaties gebaseerde financieringsregelingen (waar relevant).
Activiteit 20. De nationale en EU-financieringsinstrumenten volledig benutten
  • daarbij kan het gaan om de ondersteuning van onderwijs- en opleidingsacties, de mobiliteit van lerenden en personeel, toegepast onderzoek, investeringen in infrastructuur om centra voor beroepsonderwijs en -opleiding te moderniseren en te voorzien van geavanceerde uitrusting, de toepassing van managementsystemen om de uitmuntendheid en duurzaamheid van organisaties voor beroepsonderwijs en -opleiding en hun diensten te waarborgen.

Het project moet de keuze van elk van de in het aanvraagformulier geselecteerde activiteiten duidelijk identificeren en uitleggen, en beschrijven hoe de werkzaamheden die via die activiteiten zullen worden uitgevoerd, concreet zullen bijdragen aan de relevante werkpakketten en aan de algemene doelstellingen van het project.

Verwachte gevolgen

De geleidelijke oprichting en ontwikkeling van Europese netwerken voor kenniscentra voor beroepsopleiding zal naar verwachting leiden tot een grotere respons van systemen voor beroepsonderwijs en -opleiding om het aanbod van vaardigheden aan te passen aan de veranderende economische en maatschappelijke behoeften, en ervoor zorgen dat beroepsonderwijs en -opleiding een voortrekkersrol speelt in het aanreiken van oplossingen voor de uitdagingen die de snel veranderende behoeften aan vaardigheden met zich brengen.

Doordat zij een essentieel onderdeel uitmaken van de “kennisdriehoek”, aangezien de projecten de nauwe samenwerking tussen bedrijven, onderwijs en onderzoek zouden moeten bevorderen, en een fundamentele rol spelen in het verschaffen van vaardigheden ter ondersteuning van innovatie en slimme specialisatie, zullen de kenniscentra voor beroepsopleiding naar verwachting voor hoogwaardige vaardigheden en competenties zorgen die tot kwaliteitsvolle banen en kansen gedurende de hele loopbaan leiden, die beantwoorden aan de behoeften van een innovatieve, inclusieve en duurzame economie.

Via de brede verspreiding van projectresultaten op transnationaal, nationaal en/of regionaal niveau en de ontwikkeling van een langetermijnactieplan voor de geleidelijke uitrol van de beoogde projectresultaten, rekening houdend met nationale en regionale ontwikkeling en slimme-specialisatiestrategieën, moeten individuele projecten relevante belanghebbenden binnen en buiten de deelnemende organisaties bereiken en een duurzaam effect sorteren na afloop van het project.

Toekenningscriteria

De volgende gunningscriteria zijn van toepassing:

Relevantie van het project (maximaal 35 punten)

  • Verband met het beleid: het voorstel toont aan hoe het transnationaal samenwerkingsnetwerk van kenniscentra voor beroepsopleiding zal bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de beleidsprioriteiten in de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht71 en de verklaring van Osnabrück72 ;
  • EU-waarden: het voorstel relevant is voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie;
  • Samenhang: de mate waarin het voorstel gericht is op de doelstellingen van de oproep, de doelstellingen duidelijk omschreven en realistisch zijn en betrekking hebben op kwesties die relevant zijn voor de deelnemende organisaties; de mate waarin het voorstel een adequate behoefteanalyse bevat;
  • Innovatie: het voorstel houdt rekening met de modernste methoden en technieken, en leidt tot innovatieve resultaten en oplossingen voor het desbetreffende gebied in het algemeen, of voor de geografische context waarin het project wordt uitgevoerd (bv. inhoud, voortgebrachte resultaten, toegepaste werkmethoden, betrokken of beoogde organisaties en personen);
  • Regionale dimensie: het voorstel toont zijn bijdrage aan regionale ontwikkeling en slimme-specialisatiestrategieën aan, op basis van de vaststelling van de plaatselijke/regionale uitdagingen in elk van de deelnemende landen;
  • Samenwerking en partnerschappen: de mate waarin de relevantste partners die nodig zijn om de doelstellingen van het project te verwezenlijken adequaat worden vastgesteld in en worden betrokken bij het voorstel, en waarin wordt uitgelegd hoe het sterke en duurzame relaties op zowel lokaal als transnationaal niveau zal opbouwen tussen de beroepsopleidingswereld en het bedrijfsleven (mogelijk vertegenwoordigd door kamers of verenigingen), waarin de wisselwerking wederkerig is en deze alle partijen voordeel oplevert;
  • Europese meerwaarde: het voorstel toont duidelijk de meerwaarde op het niveau van het individu (lerende en/of personeel), de instelling en het systeem aan, die tot stand komt via resultaten die door de partners moeilijk te bereiken zouden zijn zonder Europese samenwerking;
  • Internationalisering: het voorstel toont zijn bijdrage aan de internationale dimensie van topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding aan, onder meer via de ontwikkeling van strategieën om transnationale mobiliteit van lerenden en personeel, en duurzame partnerschappen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding te stimuleren;
  • Digitale vaardigheden: de mate waarin in het voorstel is voorzien in activiteiten die verband houden met de ontwikkeling van digitale vaardigheden (bv. anticiperen op vaardigheden, innovatieve curricula en lesmethoden, begeleiding enz.);
  • Groene vaardigheden: de mate waarin het voorstel activiteiten bevat (bv. anticiperen op vaardigheden, innovatieve curricula en onderwijsmethoden, begeleiding enz.) in verband met de transitie naar een circulaire en groene economie;
  • Sociale dimensie: het voorstel bevat een horizontaal streven in de verschillende acties naar diversiteit en het bevorderen van gedeelde waarden, gelijkheid, waaronder gendergelijkheid, en non-discriminatie en sociale integratie, ook voor personen met specifieke behoeften/kansarmen.

Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering (maximaal 25 punten)

  • Samenhang: de opzet van het gehele project garandeert de onderlinge afstemming tussen projectdoelstellingen en activiteiten. Het voorstel vormt een samenhangend en alomvattend geheel van passende activiteiten en diensten om te voorzien in de onderkende behoeften en de verwachte resultaten te bewerkstelligen;
  • Activiteiten: de werkzaamheden die in het kader van elk van de uit de drie clusters geselecteerde activiteiten zullen worden uitgevoerd, worden duidelijk beschreven in termen van hun verwachte resultaten/prestaties, hun concrete bijdrage aan de desbetreffende werkpakketten en de algemene doelstellingen van het project.
  • Methodologie: de kwaliteit en haalbaarheid van de voorgestelde methode en de geschiktheid ervan om de verwachte resultaten te bereiken;
  • Beheer: de coördinator bezit hoogwaardige managementvaardigheden, is in staat transnationale netwerken te coördineren, geeft blijk van leiderschapskwaliteiten in een complexe omgeving en stelt goed onderbouwde beheersystemen vast; Tijdschema’s, organisatie, taken en verantwoordelijkheden zijn nauwkeurig omschreven en realistisch. Er zijn duidelijke kernprestatie-indicatoren en een tijdschema voor de beoordeling en verwezenlijking ervan vastgesteld;
  • Budget: in het budget worden de nodige middelen uitgetrokken om het project met succes te voltooien; het budget wordt noch te hoog, noch te laag aangeslagen; het voorstel is economisch verantwoord (kosteneffectief) en wijst geschikte middelen toe aan elke activiteit.
  • Werkplan: de kwaliteit en doeltreffendheid van het werkplan, waaronder de mate waarin de aan de werkpakketten toegewezen middelen overeenstemmen met de doelstellingen en beoogde resultaten van de werkpakketten; er zijn geschikte fasen voor de voorbereiding, uitvoering, controle, benutting, evaluatie en verspreiding.
  • Kwaliteitscontrole: controlemaatregelen (doorlopende kwaliteitsbeoordeling, intercollegiale toetsing, benchmarking enz.) en kwaliteitsindicatoren zorgen ervoor dat het project op kwalitatief hoogstaande wijze wordt uitgevoerd. Projectgerelateerde uitdagingen/risico’s worden duidelijk in kaart gebracht en waar nodig wordt gezorgd voor risicobeperkende maatregelen. Deskundige toetsingsprocessen zijn gepland als integraal onderdeel van het project. Deze processen omvatten een onafhankelijke externe beoordeling halverwege en aan het eind van het project.
  • Indien het project mobiliteitsactiviteiten (voor lerenden en/of personeel) omvat:
    • de kwaliteit van de praktische regelingen, beheersvoorschriften en vormen van ondersteuning;
    • de mate waarin deze activiteiten afgestemd zijn op de projectdoelstellingen en daarbij een passend aantal deelnemers betrokken is;
    • de kwaliteit van regelingen met het oog op de erkenning en validering van de leerresultaten van deelnemers, in overeenstemming met de Europese instrumenten voor en beginselen inzake transparantie en erkenning.

Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen
(maximaal 20 punten)

  • Samenstelling: het project is op passende wijze samengesteld uit complementaire deelnemende organisaties die over het vereiste profiel, de nodige competenties en de nodige ervaring en deskundigheid beschikken om het project in elk opzicht met succes te voltooien; de rol van elke partner wordt duidelijk gedefinieerd en de meerwaarde ervan wordt uitgelegd;
  • Opwaartse convergentie: de mate waarin de partnerschappen organisaties samenbrengen die actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding of in het bedrijfsleven en die zich in verschillende fasen van de ontwikkeling van benaderingen tot topkwaliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding bevinden, en de mate waarin zij een vlotte en effectieve uitwisseling van deskundigheid en kennis tussen die partners mogelijk maken;
  • Geografische dimensie: de mate waarin het partnerschap relevante partners omvat uit verschillende geografische regio’s, en de mate waarin de aanvrager de geografische samenstelling van het partnerschap heeft gemotiveerd en de relevantie ervan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de kenniscentra voor beroepsopleiding heeft aangetoond; alsook de mate waarin het partnerschap een breed en passend scala van relevante actoren op lokaal en regionaal niveau omvat, voor zover mogelijk met inbegrip van overheidsinstanties;
  • Betrokkenheid van niet met het programma geassocieerde derde landen: voor zover van toepassing, levert de betrokkenheid van deelnemende organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen een essentiële meerwaarde op voor het project;
  • Samenwerking: besluitvorming en communicatie tussen de deelnemende organisaties, deelnemers en alle andere belanghebbenden zijn duidelijk en op redelijke wijze in detail beschreven (zoals: aantal en tijdstip van de vergaderingen, samenstelling van groepen, beschrijving van doelstellingen en verwachte resultaten enz.) en geïllustreerd in de Gantt-grafiek/tijdlijn van het project.

Gevolgen (maximaal 20 punten)

  • Benutting: het voorstel toont aan hoe de resultaten van het project worden benut door de partners en andere belanghebbenden. Er wordt gezorgd voor middelen om de benutting te meten tijdens en na afloop van het project;
  • Verspreiding: het voorstel bevat een duidelijk plan voor de verspreiding van resultaten, en voorziet in passende streefdoelen, activiteiten, een relevante timing, instrumenten en communicatiekanalen om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen efficiënt worden verspreid onder de belanghebbenden, beleidsmakers, begeleidingsdeskundigen, ondernemingen, jonge lerenden enzovoort, gedurende de looptijd van het project, maar ook daarna; in het voorstel wordt ook aangegeven welke partners verantwoordelijk zullen zijn voor de verspreiding;
  • Effect: het voorstel toont de potentiële effecten van het project aan:
    • op deelnemers en deelnemende organisaties tijdens en na afloop van het project;
    • buiten de organisaties en personen die rechtstreeks deelnemen aan het project, alsook het potentieel ervan om geïntegreerd te worden in de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding op regionaal, nationaal en/of Europees niveau.
  • Het voorstel omvat maatregelen en duidelijk omschreven doelstellingen en indicatoren om de voortgang te monitoren en het verwachte effect (korte en lange termijn) te beoordelen;
  • Duurzaamheid: in het voorstel wordt uitgelegd hoe de kenniscentra voor beroepsopleiding verder zullen worden ontwikkeld; het voorstel omvat een langetermijnactieplan voor de geleidelijke uitrol op het geëigende niveau van de beoogde projectresultaten en duurzame partnerschappen tussen aanbieders van onderwijs en opleiding en belangrijke belanghebbenden uit het bedrijfsleven; het vastgestelde plan omvat de vaststelling van passende governancestructuren, alsook plannen met het oog op schaalbaarheid en financiële duurzaamheid, met inbegrip van een identificatie van de financiële middelen (Europees, nationaal en particulier) om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen op lange termijn duurzaam zijn.

Om in aanmerking te komen voor financiering, moeten aanvragen ten minste 75 punten scoren (op een maximum van 100 punten), waarbij eveneens rekening moet worden gehouden met de vereiste minimumscore voor elk van de vier toekenningscriteria: een minimumscore van 18 punten voor de categorie “Relevantie van het project”; een minimumscore van 13 punten voor de categorie “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering” en 11 punten voor de categorieën “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en “Gevolgen”.

Bij een ex aequo tussen voorstellen wordt voorrang gegeven van de scores die zijn behaald voor het toekenningscriterium “Relevantie”. Wanneer deze scores gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Kwaliteit van het projectontwerp en -uitvoering”. Wanneer de scores opnieuw gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Gevolgen”.

Als dit het niet mogelijk maakt de voorrang te bepalen, kan verdere voorrang worden verleend door rekening te houden met de totale projectportefeuille en de totstandbrenging van positieve synergieën tussen projecten, of met andere factoren die verband houden met de doelstellingen van de oproep. Deze factoren worden in het verslag van het panel gedocumenteerd.

Binnen de grenzen van de bestaande nationale en Europese rechtskaders geldt dat resultaten beschikbaar moeten worden gesteld als open leermiddelen alsook op relevante platforms van beroepsverenigingen, sectorverenigingen of bevoegde autoriteiten. In het voorstel wordt beschreven hoe geproduceerde gegevens, materiaal, documenten en audiovisuele en sociale media-activiteiten vrij toegankelijk worden gemaakt en gepromoot onder open licenties zonder dat er onevenredige beperkingen worden opgelegd.

Excellentiekeurmerk

Aan de ingediende voorstellen die de drempelwaarden voor beoordeling haaldenmet een totale score van 75 of meer, maar die bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kunnen worden gefinancierd uit Erasmus+, kan een excellentiekeurmerk worden toegekend om de kwaliteit van het voorstel te bevestigen en de alternatieve financiering ervan op nationaal of regionaal niveau te vergemakkelijken.

Het excellentiekeurmerk is een kwaliteitskeurmerk dat wordt toegekend aan hoogwaardige projectvoorstellen die bij gebrek aan voldoende middelen niet uit Erasmus+ kunnen worden gefinancierd73 Het keurmerk erkent de kwaliteit van het voorstel en vergemakkelijkt het zoeken naar alternatieve financiering. Financieringsorganen op nationaal en regionaal niveau kunnen besluiten het met een keurmerk onderscheiden projectvoorstel rechtstreeks te financieren op basis van het hoogwaardige evaluatieproces dat de onafhankelijke deskundigen van de Commissie hebben uitgevoerd, zonder dat ze een nieuw volledige evaluatie uitvoeren. De toekenning van het excellentiekeurmerk kan ook de alternatieve financiering uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) of het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) vergemakkelijken74 .

Aanvragers moeten ervan op de hoogte worden gebracht dat de toekenning van een excellentiekeurmerk geen garantie biedt voor automatische alternatieve financiering, aangezien het besluit om projectvoorstellen die een keurmerk hebben verkregen, mogelijk te financieren, volledig discretionair is voor de beheersautoriteiten van de fondsen voor het cohesiebeleid, in het kader van het EFRO of het ESF+, of andere financieringsinstanties op nationaal en regionaal niveau.

Indien de aanvrager daar vooraf mee instemt in het aanvraagformulier, kunnen de gegevens van de houder van het keurmerk worden doorgegeven aan de beheersautoriteiten van de fondsen voor het cohesiebeleid en andere potentieel geïnteresseerde financieringsorganen op nationaal of regionaal niveau via de nationale agentschappen, met volle inachtneming van de regels betreffende de vertrouwelijkheid van het voorstel en de bescherming van persoonsgegevens.

Wat zijn de financieringsregels?

Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. Het bedrag wordt door de subsidieautoriteit vastgesteld op basis van het geraamde projectbudget, het evaluatieresultaat en een financieringspercentage van 80 %.

De maximale EU-subsidie per project is 4 000 000 EUR. 

Financiële steun aan derden in de vorm van subsidies of prijzen is niet toegestaan.

Kosten voor financiële audits zijn niet toegestaan.

Vrijwilligerskosten zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor vrijwilligers75 .

Eenheidskosten van kmo’s voor kmo-eigenaren zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor kmo-eigenaren76 .

Het desbetreffende werkpakket moet kosten omvatten voor ten minste één jaarlijkse vergadering (één vertegenwoordiger van elke volwaardige partner van het project) georganiseerd of aanbevolen door de Europese Commissie/het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur voor de uitwisseling van goede praktijken en wederzijds leren tussen kenniscentra voor beroepsopleiding.

Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?

Aanvragers moeten overeenkomstig het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:

  1. Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “voorbereiding en uitvoering van mobiliteit”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging” enz.).
  2. In het voorstel moeten de activiteiten worden beschreven die elk werkpakket behelst.
  3. Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van het vaste bedrag, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen).
  4. De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).

De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie.

Na de evaluatie van het voorstel stelt de ordonnateur de hoogte van het vaste bedrag vast, rekening houdend met de bevindingen van de verrichte beoordeling.

De subsidieparameters (maximaal subsidiebedrag, financieringspercentage, totale subsidiabele kosten enz.) worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Zie deel C van deze programmagids onder “Subsidiabele directe kosten”.

De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling is het mogelijk meer nadruk te leggen op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin de meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.

Nadere gegevens zijn opgenomen in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal van de EU.

  1. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX% 3 A 32020 H 1202 % 2801 % 29 . ↩ back
  2. https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu 2020 .pdf . ↩ back
  3. Zie de brochure  Beroepsonderwijs en -opleiding:  vaardigheden voor vandaag en voor de toekomst . ↩ back
  4. https://commission.europa.eu / publications/communication-skills-and-talent-mobility_en . ↩ back
  5. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=C E LEX: 32018 H 0502 ( 01 ) . ↩ back
  6. Vaardigheidsecosystemen  worden gedefinieerd als regionale of sectorale maatschappelijke formaties waarin menselijke capaciteiten worden ontwikkeld en ingezet voor productieve doeleinden (Finegold  1999 ). De basiselementen zijn de bedrijfsomgeving en bijbehorende verdienmodellen, institutionele/beleidskaders, manieren om arbeidskrachten te werven, de structuur van banen evenals het niveau van vaardigheden en systemen voor de vorming ervan ( Buchanan et al.  2001 ).  Zie  A guide to the skill ecosystem approach to workforce development . ↩ back
  7. Beleid inzake regionale ontwikkeling  —  Regionale ontwikkeling  is een ruime term maar kan worden beschouwd als een algemene inspanning om regionale verschillen te verminderen door in regio’s de economische activiteiten (m.b.t. tot werkgelegenheid en de creatie van welvaart) te ondersteunen. ↩ back
  8. Een  innovatie is de toepassing van een nieuw of aanzienlijk verbeterd product (goederen of diensten) of proces, een nieuwe marketingmethode of een nieuwe organisatievorm in de bedrijfsvoering, op de werkvloer of in de externe betrekkingen. ↩ back
  9. Slimme specialisatie  is een plaatsgebonden aanpak die wordt gekenmerkt door de aanwijzing van strategische interventiegebieden die uitgaan van enerzijds de analyse van de sterke punten en het potentieel van de economie en anderzijds een ondernemingsgericht ontdekkingsproces (Entrepreneurial Discovery Process) waarbij tal van belanghebbenden zijn betrokken. Slimme specialisatie is naar buiten gericht, met een brede kijk op innovatie. ↩ back
  10. Industriële clusters  zijn groepen van gespecialiseerde ondernemingen, vaak kmo’s, en andere verwante ondersteunende actoren die op een bepaalde plaats nauw met elkaar samenwerken. Er zijn ongeveer  3   000  gespecialiseerde clusters in Europa. In het geactualiseerde industriebeleid van de EU wordt erkend dat clusters krachtige instrumenten zijn om de industriële innovatie te ondersteunen.  Zie het European Cluster Collaboration Platform (ECCP). ↩ back
  11. Zie  Education in the knowledge triangle . ↩ back
  12. Zoals omschreven in de  Aanbeveling van de Raad van  22  mei 2018  inzake sleutelcompetenties  voor een leven lang leren. ↩ back
  13. Zie de werkzaamheden van de Europese Stichting voor opleiding (ETF) inzake publiek-private partnerschappen voor de inclusieve ontwikkeling van vaardigheden . ↩ back
  14. Zie bijvoorbeeld het  Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI)  om concurrerende en duurzame landbouw en bosbouw te bevorderen . ↩ back
  15. Zie  14  industriële ecosystemen die worden beschreven in de  mededeling van de Commissie inzake de actualisering van de nieuwe industriestrategie van  2020 , en het jaarverslag over de eengemaakte markt  2021 ,  SWD( 2021 )  351 . ↩ back
  16. Zie de Verklaring van Berlijn over  Educatie voor SDG’s . ↩ back
  17. https://new-european-bauhaus.europa.eu/index_en . ↩ back
  18. Zoals het Europees kwalificatiekader, Eqavet, de aanbeveling van de Raad over een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, de aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties enz. ↩ back
  19. https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=25692 &langId=en ;  https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=25693&langId=en ;  https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=26252&langId=en ; https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=26951&langId=en . ↩ back
  20. Kan ook worden aangevuld met andere activiteiten die door de partners zijn overeengekomen. ↩ back
  21. Zie de werkzaamheden van het Cedefop met betrekking tot  Skills for the labour market  (Vaardigheden voor de arbeidsmarkt), en  Matching skills  (Vaardigheden matchen). ↩ back
  22. https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId= 1415 &langId=en . ↩ back
  23. Zoals omschreven in de  Aanbeveling van de Raad van  22  mei  2018      inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren . ↩ back
  24. Zie de publicaties van het Cedefop “ Digital, greener and more resilient ” en “ The green employment and skills transformation ” en de  ESCO-   taxonomie van vaardigheden voor de groene transitie . ↩ back
  25. IAO-gids:  Guide on making TVET and skills development inclusive for all . ↩ back
  26. Ook voortbouwend op bestaande instrumenten voor  inzicht in vaardigheden , zoals het  OVATE-instrument  van het Cedefop , en andere vaardighedeninitiatieven die bedoeld zijn om opleiding te verstrekken die relevant is voor de arbeidsmarkt (bv.      het pact voor vaardigheden      en sectorale blauwdrukken). ↩ back
  27. Zie      Process model for the cooperation between VET and HE institutions  en de komende OESO-studie over “Pathways to Professions: Understanding higher vocational and professional tertiary education systems”. ↩ back
  28. Zie Michele Schweisfurth in  Learner-Centred Education in International Perspective . ↩ back
  29. Zie het  voorbeeld  van Finland. ↩ back
  30. Met inbegrip van “internationalisering thuis”, gedefinieerd als de “doelgerichte integratie van internationale en interculturele dimensies in het formele en informele curriculum voor alle studenten binnen de leeromgeving thuis”.      Zie Beelen & Jones ,      2015 . ↩ back
  31. Zie de publicatie van de ETF “A handbook for policy makers and social partners” over      werkplekleren . ↩ back
  32. Europese professionele kernprofielen beschrijven reeksen belangrijke leerresultaten die overeenkomen met beroepsprofielen die gemeenschappelijk en relevant zijn voor nationale programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding in alle EU-landen op specifieke beroepsgebieden. ↩ back
  33. Zie de studie van het Cedefop  Comparing Vocational Education and Training Qualifications . ↩ back
  34. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32022H0627%2802%29&qid=1656349729862 . ↩ back
  35. Makerspaces of “makersruimten” zijn werkplaatsen waar mensen samenwerken, samen creëren, leren, ontdekken en bevindingen delen (zie      JRC-verslag ). ↩ back
  36. Zie  The state of positive education  en      IPEN International positive education network . ↩ back
  37. Zie de paper van Margherita Bacigalupo inzake  Competence frameworks as orienteering tools (competentiekaders als oriëntatietools) . ↩ back
  38. Het Europees  kader voor digitale competentie . ↩ back
  39. EntreComp, het      Europees kader voor ondernemerschapscompetentie . ↩ back
  40. Het  Europees kader voor persoonlijke, sociale en leren-om-te-lerencompetentie . ↩ back
  41. Zie het  Europees competentiekader voor duurzaamheid , “GreenComp”, en      Greening Technical and Vocational Education and Training:  A Practical Guide for Institutions  van UNESCO-UNEVOC. ↩ back
  42. Alle informatie over SELFIE voor werkplekleren  online . ↩ back
  43. Zie  Test je digitale vaardigheden  | Europass. ↩ back
  44. Het Europees certificaat voor digitale vaardigheden (European Digital Skills Certificate, EDSC) is een actie in het  Actieplan voor digitaal onderwijs . ↩ back
  45. Zie voorbeeld van het  Nederlandse excellentie-initiatief in het mbo . ↩ back
  46. Het JRC heeft onderzocht  hoe creativiteit wordt bevorderd in een leven lang leren  inclusief in beroepsonderwijs en -opleiding. ↩ back
  47. Zie bijvoorbeeld tabel  3  in de studie van het JRC “Creativity  —  a transversal skill for lifelong learning”. ↩ back
  48. Zie  de werkzaamheden van het Cedefop betreffende de professionele ontwikkeling van leerkrachten en opleiders . ↩ back
  49. Zie  de conclusies van de Raad  over het vergroten van de mobiliteit van leerkrachten en opleiders, in het bijzonder de Europese mobiliteit, tijdens hun initieel onderwijs, initiële opleiding en bijscholingen. ↩ back
  50. Zie ook het EU-initiatief inzake  Teacher Academies . ↩ back
  51. Zie  Tracking Learning and Career Paths of VET  graduates to improve quality of VET provision,  Mapping of VET graduate tracking measures , en      Mapping the state of graduate tracking policies and practices , en de  aanbeveling van de Raad  over het volgen van afgestudeerden. ↩ back
  52. Zie het      Euroguidance Network , de      resolutie van de Raad  over het verbeteren van de rol van levenslange begeleiding in strategieën voor een leven lang leren, de publicatie over      investeren in loopbaanbegeleiding      en de werkzaamheden van het Cedefop inzake  levenslange begeleiding . ↩ back
  53. Zie de werkzaamheden van het Cedefop op het gebied van de  validatie van niet-formeel en informeel leren , en de  aanbeveling van de Raad  betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren. ↩ back
  54. Europese Alliantie voor leerlingplaatsen  —      Werkgelegenheid, Sociale Zaken & Inclusie  —  Europese Commissie (europa.eu) . ↩ back
  55. Zie het  pact voor vaardigheden . ↩ back
  56. Kan de oprichting en het beheer omvatten van opleidingsallianties (zie het      Oostenrijks model ) en centra voor interbedrijfsopleiding (zie het  Duits model ). Zie ook het  Nederlandse voorbeeld over partnerschappen tussen bedrijfsleven en onderwijs in de ICT-sector . ↩ back
  57. Zie het voorbeeld van Canadese hogescholen en instellingen die gebruikmaken van  toegepast onderzoek  om hun capaciteit voor innovatie te versterken en hun sterke banden tussen industrie en gemeenschap als hefboom te gebruiken, en de publicatie van het NCVER  over de ontwikkeling van toegepast onderzoek in beroepsonderwijs en -opleiding : op weg naar een sterkere rol van beroepsonderwijs en -opleiding in het innovatiesysteem  en de samenwerking van kmo’s en instellingen voor technisch en voortgezet onderwijs op het gebied van toegepast onderzoek met het oog op groei . ↩ back
  58. Zie het voorbeeld van Fraunhofer over      de kennisoverdracht van onderzoek in instellingen naar particuliere bedrijven . ↩ back
  59. Zie  Valorisatiebeleid van de EU : onderzoeksresultaten laten werken voor de samenleving en de   aanbeveling van de Commissie over een gedragscode inzake cocreatie tussen het bedrijfsleven en de academische wereld met het oog op kennisvalorisatie . ↩ back
  60. Zie GO-international  —  A practical guide on strategic internationalisation in VET . ↩ back
  61. Zie  kwaliteitsnormen voor Erasmus  —  mobiliteitsprojecten  —  beroepsonderwijs en -opleiding, volwassenen, scholen en modellen voor  mobiliteits- en leerovereenkomsten . ↩ back
  62. Zie de praktische gids van UNESCO-UNEVOC      over ondernemend leren voor instellingen voor technisch en beroepsonderwijs en -opleiding . ↩ back
  63. Zie  EntreComp : het kader voor ondernemerschapsvaardigheden. Zie      JA Europe  over het voorbereiden van mensen op werkgelegenheid en ondernemerschap. ↩ back
  64. Zie eindverslag over  ondernemerschap in beroepsonderwijs en -opleiding , het voorbeeld van het Oostenrijkse nationale actieplan voor onderwijs in ondernemerschap, en een gids voor het bevorderen van onderwijs in ondernemerschap . ↩ back
  65. Zie het voorbeeld van de Duitse  Sommer der Berufsausbildung . ↩ back
  66. Zie het voorbeeld van een  zomerkamp , een  Tech Camp , en een  zomerkamp voor kinderen met een handicap . ↩ back
  67. Met inachtneming van de pedagogische en financiële autonomie en de autonomie bij het operationeel beheer, afgestemd op doeltreffende mechanismen voor het afleggen van verantwoording.  Zie ook GEORG SPÖTTL in  Autonomy of (Vocational) Schools as an Answer to Structural Changes . ↩ back
  68. Zie voorbeelden  van Canada en Singapore. ↩ back
  69. Zie  praktijkgemeenschap van de kenniscentra voor beroepsopleiding (copcoves.eu) . ↩ back
  70. Zie OECD Education GPS , en  Funding Mechanisms for Financing Vocational Training: An Analytical Framework . ↩ back
  71. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX: 32020 H 1202 ( 01 )&from=EN . ↩ back
  72. https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu 2020 .pdf . ↩ back
  73. Artikel  32 , lid  3 , van de Erasmus+-verordening (EU)   2021 / 817 . ↩ back
  74. Artikel  73 , lid  4 , van Verordening (EU)   2021 / 1060  houdende gemeenschappelijke bepalingen,  EUR-Lex  —  32021 R 1060  —  NL  — EUR-Lex (europa.eu) . ↩ back
  75. https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/docs/ 2021 - 2027 /common/guidance/unit-cost-decision-volunteers_en.pdf . ↩ back
  76. unit-cost-decision-sme-owners-natural-persons_en.pdf (europa.eu) . ↩ back
OSZAR »